Het schrijven van een verhaal is een kunst. De kunst zit hem bij het schrijven vooral in het schrijven van een originele tekst. Deze kan zowel gebaseerd zijn op fictie of op non-fictie. Ook een combinatie van beide zien we wel eens terug. Fictie is fantasie. Deze kan dichtbij de werkelijkheid liggen, maar dit niet hoeft natuurlijk niet. Non-fictie is daarentegen gericht op de werkelijkheid. Denk aan een situatie die in het echte leven heeft plaatsgevonden of een gebeurtenis die een bestaand persoon in levende lijve heeft meegemaakt. Deze bestaande persoon kan iedereen zijn, ook de schrijver zelf. De schrijver zelf kan zijn of haar persoonlijke leven beschrijven in een verhaal. De hoofdpersoon heeft daardoor veel overeenkomst met de schrijver zelf. Het verhaal krijgt meer diepgang en meer emotie. De schrijver kan de emotie van het waargebeurde beter overbrengen aan de lezer en de situatie kan beter beschreven worden. Kunnen we dit ook terugvinden in het verhaal ''De tienduizend dingen'' van Maria Dermout? Is er een verband tussen Maria Dermout en haar hoofdpersoon Fecilia in het boek De tienduizend dingen?
Om hier een correct antwoord op te geven, is het van belang de levensloop van deze schrijfster te bestuderen. Maria Dermoût, geboren als Helena Anthonia Maria Elisabeth Ingerman, werd in 1988 geboren op een suikerfabriek op het eiland Java. Maria was het enige kind van administrateur Frederik Ingerman en moeder Anna Sophie Halverhout. Een half jaar na haar geboorte stierf haar moeder. Hierna hertrouwde haar vader met een Duitse gouvernante genaamd Heleen Lohmann. Maria werd thuis geschoold door Heleen. In 1900 vertrok Maria naar Haarlem, waar ze toen verbleef bij het gezin van de predikant Herman de Lang, om haar opleiding te vervolgen. Ze had haar school niet afgemaakt, want dat vond haar vader niet nodig. Daarom vertrok ze in 1905 weer terug naar Indië. In 1906 ontmoette ze Isaac Dermoût en het jaar daarop trouwden zij. Ze hebben samen 2 kinderen gekregen, een dochter en een zoon. Hoewel Dermoût al vroeg begon met schrijven, debuteerde ze pas op haar 62e met het boek ‘Nog pas gisteren’ in 1951. Hierna volgden nog vele verhalen en romans waaronder haar belangrijkste roman ‘De tienduizend dingen’ in 1955. Omdat Maria opgroeide met de inheems-Indische vertel taal, komt haar unieke schrijfstijl die geïnspireerd is door de Indische vertelkunsten duidelijk naar voren. De centrale thema’s van Maria’s verhalen en romans zijn: ervaren, medelijden, overleven. Maria heeft drie literaire prijzen gewonnen voor haar werk en stierf twaalf dagen naar haar 74e verjaardag.
De schrijfster werd gedurende het schrijfproces van het boek “De tienduizend dingen” beïnvloed door politieke onrust en tradities. Het boek speelt zich af na de overheersing van Japan over Nederlands-Indië tijdens de Tweede wereldoorlog. Nederland wilde macht blijven houden over Nederlands-Indië. De inheemse Indonesiërs kwamen in opstand en er kwam een strijd tussen hun en het KNIL. Molukse militairen vochten aan de kant van het KNIL en waren erg gevreesd. In het boek zie je de gevolgen hiervan terug. Het eiland dat ooit mooi, gezellig, leuk en vol leven was, is nu uitgestorven. Felicia is helemaal alleen overgebleven en denkt dan ook nog vaak aan alle mensen die zijn gestorven. Ze luistert soms naar de liederen die gezongen worden door nabestaanden om hun dierbaren in leven te houden met herinneringen. Dit sluit aan bij het Indonesische thema. Volgens een oud Moluks gebruik wordt bij het overlijden van een dierbare over de honderd dingen gezongen die kenmerkend voor de overledene waren. In het lied wordt alles wat de nabestaanden zullen herinneren opgesomd, van de kleinste dingen tot het karakter. Op deze manier blijft de herinnering aan de persoon altijd vers in het geheugen gegrift. Aan het eind van het boek ziet ook zij haar `honderd dingen’ aan haar voorbij gaan. De titel komt van een regel van de zevende eeuwse Chinese dichter Ts’ên Shên: “Wanneer de tienduizend dingen gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot in het begin en blijven waar wij altijd geweest zijn”.
Felicia realiseert zich echter aan het eind van het boek dat die honderd dingen nooit genoeg zijn om de essentie van iemands leven in vast te leggen. Haar honderd dingen waren veel meer dan dat, zoals ze zich op pagina 244 van het boek realiseert: “Zij zat rustig in haar stoel, het waren ook geen honderd dingen, veel meer dan honderd dingen, en niet alleen van haar, honderd keer ‘honderd dingen’, naast elkaar, los van elkaar, elkaar rakende, hier en daar in elkaar vervloeiende zonder ergens enige binding, en tegelijkertijd voor altijd met elkaar verbonden.”. Felicia begreep de verbondenheid van de dingen niet, maar beseft dat ze niet alles hoeft te begrijpen en acceptatie soms genoeg is. Het leven van Felicia word dromerig en vaag weergegeven, hetgeen dat dit vooral veroorzaakt is het vele gebruik van flashbacks.
Het boek bestaat uit zes delen die uiteindelijk allemaal samenkomen in de acceptatie van Felicia. Terwijl je het boek aan het lezen bent snap je eerst niet hoe alles met elkaar in verband hangt en heb je heel erg het gevoel dat je losstaande verhalen aan het lezen bent. In het laatste deel, Allerzielen, vallen alle puzzelstukjes echter perfect in elkaar.
Dit heeft het effect dat je in het laatste hoofdstuk duidelijkheid krijgt, wat een erg mooi effect geeft aangezien het voor Felicia zelf ook pas in het allerlaatste hoofdstuk duidelijk wordt. Ze had zich vastgebeten in de rouw en wraakgevoelens over haar zoon. Toch is ze niet een sentimentele oude vrouw, ze weet dat de dood iedereen zal komen halen, zolang het maar niet door opzet komt.
Aan het eind van het boek vertelt de geest van haar eigen zoon haar namens de vermoorden: “wij zijn nooit enkel en alleen vermoord, wij zijn ook gesneuveld.” (bladzijde 239). Eerst wilt Felicia dit niet accepteren, maar later zet het haar er tot aan om voor het eerst aan de moordenaars te denken. Ze voelt dan geen haat meer, eerder licht verdriet. “Alsof zij niet de moordenaars waren, maar ook mee de vermoorden.” (bladzijde 241). Op het moment dat zij zelf aan het sterven is, accepteert ze eindelijk het sneuvelen van haar zoon.
Het hele boek vertelt eigenlijk Felicia’s reis naar acceptatie. Er is niet een heel groot verband tussen de loop van Maria haar leven en die van Felicia. Toch zijn er zeker overeenkomsten, zoals dat Felicia net als Maria in de Indonesische cultuur is opgegroeid. Ook is Felicia net als Maria zelf een tijdje weggeweest uit Indonesië om er later weer terug te komen. Verder is de historische achtergrond sterk aanwezig in het boek, je merkt dit het aan de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, het uitgestorven eiland.
Klik voor verdere informatie en een samenvatting van het boek hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten